Neo Stijlen

Al aan het einde van de 18e eeuw kwam als reactie op de barok en de rococo het neo-classicisme op. Deze stijl grijpt terug op de bouwkunst van de klassieke oudheid en de renaissance. Uitgangspunt voor het neo-classicisme waren de vijf zuilentypen, elk met een eigen uitstraling: Toscaans, Dorisch, Ionisch, Corintisch en Composiet.

Rond 1830 werden architecten steeds meer gegrepen door de Middeleeuwen. Als gevolg hiervan ontstond een stijl die zich op de middeleeuwse gotiek baseerde: neo-gotiek. Met name in de kerkbouw vond deze stijl veel toepassing.

Vanaf 1875 liet men zich steeds meer inspireren door de bouwkunst van de Gouden eeuw, de Hollandse Neo-renaissance, Avenue Concordia Hollandse Renaissance. Niet geheel toevallig viel deze hernieuwde interesse voor deze bouwstijl samen met een periode van economische bloei als gevolg van de industrialisatie. Kenmerkend voor de Hollandse Neorenaissance zijn trap- en topgevels, klassieke details als zuilen, obelisken en diamantkoppen - soms van echt natuursteen, maar vaak ook in gips - en versieringen van hekken en muurankers. Geveltableaus verwijzen vaak naar historische gebeurtenissen en personen. De Hollandse Neorenaissance lijkt een soort nationale bouwstijl te worden. Een stijl waarin gebouwen van nationaal belang in gebouwd kunnen worden, zoals het Rijksmuseum en het Centraal Station in Amsterdam en het Academiegebouw in Utrecht. In Rotterdam is veel neorenaissance toegepast in de woningbouw in het Oostelijk deel van Kralingen.

Soms gebruikt men alle stijlen door elkaar of kiest men de neostijl die het best bij de functie van het gebouw of de wensen van de opdrachtgever lijken te passen: eclecticisme.

Architectuur is niet zozeer een kunstvorm, maar een ambacht. Gebouwen worden volgens een technisch recept ontworpen, waarna er een stijl bij wordt gezocht.

Terug