Rotterdam staat inmiddels wereldwijd bekend om
haar moderne architectuur. Met name sinds de jaren 90 van de 20e
eeuw is er veel tot stand gekomen in Rotterdam. Vooral de hoogbouw
trekt
de meeste aandacht en heeft inmiddels onnederlandse en wereldse
proporties aangenomen. Architectuurkenners en liefhebbers uit alle
windrichtingen komen naar Rotterdam om te zien wat gebouwd is en
gebouwd wordt. De sterke aanwezigheid van gedurfde, baanbrekende
moderne
architectuur
in
Rotterdam wordt vaak in verband gebracht met het Duitse
bombardement in 1940, waardoor vanaf 1945, m.n. de binnenstad
volledig opnieuw moest worden opgebouwd. Dat beeld klopt maar ten
dele. Na de 2e wereldoorlog was er uiteraard alle ruimte voor
moderne architectuur in de binnenstad en moderne architecten en
stedebouwkundigen hebben hun stempel gedrukt op de wederopbouw.
Echter, moderne architectuur gaat in Rotterdam verder terug. Al
ver voor de oorlog werden er in Rotterdam oude (lelijke en mooie)
gebouwen gesloopt om plaats te maken voor moderne nieuwbouw.
Architecten als Oud, Dudok,
Van den Broek, Brinkman,
Van der Vlugt,
Maaskant, Van Tijen en anderen hebben
reeds in de eerste helft van de 20e eeuw in vernieuwende, meest functionalistische,
bouwstijlen tal van gebouwen en woningen gerealiseerd. Ook van
stijlen uit perioden voor die tijd, begin 20e eeuw, zijn er
voorbeelden in Rotterdam te vinden, zoals Art
Nouveau. Niet dat alle vooroorlogse architectuur in
Rotterdam van hoogstaand niveau was. Met name in oude
arbeiderswijken uit het eind van de 19e eeuw werd slecht en
goedkoop woningen gebouwd om snel te voorzien in woonaanbod voor
de grote instroom van arbeidskrachten, die o
p
de groeiende Rotterdamse havenindustrie afkwamen.
Tijdens de wederopbouw kregen de
functionalisten, die al voor de oorlog in Rotterdam al het een en
ander hadden kunnen bouwen, ruim baan. In de jaren 50 en 60 was
hun sober, lichte en functionele stijl toonaangevend. Het stelde
Rotterdam bovendien in staat in hoog tempo comfortabel en relatief
goedkoop de stad weer op te bouwen. In het centrum werden
zakelijke activiteiten geconcentreerd. Veel verloren gegane
woonruimte kwam hier niet terug. In plaats daarvan werden nieuwe
woonwijken aan de rand van de stad ontwikkeld. In de jaren 70 kwam
er een kentering. Enerzijds kwam er verzet tegen de eentonige,
onpersoonlijke karakter van de functionalistische architectuur.
Anderzijds kwam men er achter dat het centrum zonder bewoners wel
erg saai geworden was. Eerste
aanzetten
om hierin wat te doen waren typische jaren 70 initiatieven met
kleinschalige bouwprojecten, waarin een grote variëteit aan
bouwvormen werd toegepast in één project, zoals aan de Oude Haven.
Pas later in de jaren 80 en 90 durfde men weer grootschaliger en
vooral hoger te gaan bouwen. Dit keer niet volgens de
functionalistische principes van 20 jaar eerder, maar eerder
gewaagder, uitbundiger en meer vertoon van technisch kunnen,
waardoor de stad in rap tempo zijn moderne, cosmopolistische
uitstraling, compleet met skyline, heeft gekregen. Internationaal
vermaarde architecten leverden bijdragen: Foster, Piano, Siza,
Jahn. Ook Nederlandse architecten met internationale roem als
Quist, Koolhaas en Van Berkel. De stad is verder "verdicht". Open
plekken in de binnenstad worden volgebouwd met hoogbouw, zodat de
stad compacter wordt. Daarnaast worden gebieden, die hun
industriële of havenfuncties hebben verloren, opnieuw ontwikkeld
met een mix van werken, wonen en recreatie: Kop van Zuid,
Mullerpier, Lloydkwartier en verder in de toekomst het Central
District rond het centraal station.