<3>
Metro Leuvehaven
Tramhalte
lijn
8, 23 en 25
We steken de Erasmusbrug over.
Rechts zien we de op aan de overzijde
de Wilheminakade. Hier was tot 1972 de Holland
Amerikalijn gevestigd. Het huidige Hotel New
York (het gebouw met de groen koperen torens) was het
hoofdkantoor, terwijl het witte gebouw met de ellipsvormige
opbouw, dat nu dienst doet als Fotomuseum, het
werkplaatsengebouw was. Tijdens de meidagen van 1940 lag
hier het passagiersschip de Statendam voor de kade. Het was
het op één na grootste Nederlandse passagiersschip in die
tijd. In de nacht van 10 op 11 mei hadden Duitse troepen het
bezet en een mitrailleursnest op het dek geïnstalleerd.
Tijdens vuurgevechten tussen Nederlandse troepen op de
noordoever en Duitsers op de zuidoever werd het schip
geraakt en vatte vlam. De ondergang van het brandende schip
maakte diepe indruk op de inwoners. Het duurde 5 dagen voor
het schip volledig was uitgebrand. De rookontwikkeling van
de brand zou nog een rol gaan spelen in het Duitse
bombardement op de stad op 14 mei, waarover later meer.
Tijdens de oorlog was een deel van de HAL
gebouwen in dienst als brandweerkazerne. Hoofdbrandwacht
Eland maakte deel uit van het verzet. Door verraad werd dit
bekend bij de hoofdcommandant van de brandweer, die hem liet
arresteren. Eland wist op een fiets te ontkomen, maar werd
op zijn vlucht doodgeschoten vanuit het brandweergebouw.
Na de bevrijding speelden er op de
Wilhelminapier wederom hartverscheurende taferelen af.
Tijdens het bombardement van 1940 raakten ruim 79.000
Rotterdammers dakloos. Voor hen moest snel onderdak geregeld
worden. Dat ging aanvankelijk nogal geïmproviseerd bij
familie, vrienden of bij wildvreemden in een schuur of op
zolder. Later werden mensen ook gedwongen ingekwartierd.
Vele daklozen waren
afkomstig uit de verkrotte achterbuurten in de binnenstad.
Zij werden voor een deel als sociaal zwak om niet te zeggen
als asociaal beschouwd. Voor hen werden nooddorpen gebouwd
aan de rand van de stad. Aan het Noorderkanaal verrezen
achtereenvolgens het Drentse Dorp, het Gelderse dorp en het
Utrechtse Dorp. Op het Zuidplein kwam het Brabantse Dorp.
Bij Overschie kwam Landzicht, in IJsselmonde Smeetsland en
er was nog een dorp in Vlaardingen. Tussen de dorpen bestond
een zekere hierarchie. De armsten en meest "asocialen"
kwamen in het Drentse Dorp terecht. Het Gelderse, Brabantse
en Utrechtse waren iets beter, terwijl Landzicht, Smeetsland
en Vlaardingen redelijk waren. De omstandigheden in het
Drentse Dorp waren slecht. De houten huizen waren piepklein
en overbevolkt en de mensen waren veelal op zich zelf
aangewezen. Met name in de hongerwinter hadden de inwoners
het heel erg slecht. Om de kou te bestrijden stookten ze
grote delen van hun eigen huis op. Ook werden huizen van
stervenden afgebroken en opgestookt voor deze overleden
waren. Toen de Canadese troepen het dorp introkken waren zij
verbijsterd over de toestand waarin de uitgehongerde
bewoners verkeerden. Op het stadhuis had men bedacht dat de
bewoners van het Drentse Dorp niet zomaar in de maatschappij
konden terugkeren. Zij moesten worden heropgevoed. Daartoe
werden de bewoners eerst naar de HAL loodsen op de
Wilhelminakade gebracht. Hier werden zij gewassen en
geschrobt, tegen schurft behandeld en gekleed. Vervolgens
werden ze gedeporteerd (een ander woord is er niet voor)
naar Rijksevacuatiekamp Veenhuizen in Drente om daar onder
strenge tucht en zware arbeid te resocialiseren. De bewoners
van de Nooddorpen begrepen niet wat er met hun gebeurde. Ze
dachten dat ze naar een strafkamp werden afgevoerd en riepen
dat ze niets fout hadden gedaan in de oorlog. In 1945
werden 225 mensen gedeporteerd. In 1947 werden de kampen
Gezinsoorden voor moeilijk opvoedbare gezinnen. Er zaten
toen inmiddels 500 Rotterdammers, overgeleverd aan de goede
bedoelingen van maatschappelijk werkers en psychiaters. De
resultaten vielen echter tegen en de kritiek op de oorden
nam toe. Pas in 1960 werden kampen gesloten en keerden de
laatste bewoners terug.
Over de brug slaan we linksaf.
Tramhalte
lijn
20, 23, 25
Metro Wilhelminaplein
Achter het Luxor theater ligt de
Rijnhaven. In september 1944 werden op last van
Hitler de kademuren van de havens in Rotterdam door
Sprengkommandos vernield. Ook de haveninstallaties werden
vernield. Burgemeeste Müller en Beauftragter Völckers konden
bij de Wehrmacht voor elkaar krijgen dat alleen de havens op
de Zuidoever werden vernield. Zij betoogden dat de
nutsvoorzieningen, zoals waterleidingbedrijf en
electiciteitscentrales zo verweven waren met de
havencomplexen op de noordoever, dat een complete chaos zou
dreigen als daar ook de havens zouden worden opgeblazen. De
Wilhelminakade, Rijnhaven en Maashaven werden door de acties
van het Sprengkommando het zwaarste getroffen. Door de
explosies liep ook de wijk Katendrecht, die voor de
vernielingen tijdelijk was geëvacueerd, bomschade op. Ook de
Lekhaven, Waalhaven en Merwehaven liepen grote schade op.
4,7 km stukgoedkade en 2,7 km massagoedkade werden vernield.
Wat niet werd vernield werd gedemonteerd en naar Duitsland
afgevoerd. Om de Rotterdamse havens voor Engelse schepen
onbereikbaar te maken liet de Wehrmacht twee schepen van de
Holland Amerikalijn in de Nieuwe Waterweg tot zinken
brengen.
We volgende weg naar rechts en slaan
bij de stoplichten linksaf de Spoorweghavenburg over en de
Stieltjesstaat in.
Over de brug staat aan de linkerzijde van
de straat onder een paar bomen een deel van een muur. Het is
de muur die oorspronkelijk de Gemeentelijke
Handelsinrichting afsloot. Op dit terrein stond Loods
24. Op 30 juli 1942 vertrok hier het eerste
transport van joden naar de vernietigingskampen in Polen,
via kamp Westerbork in Drente. De joden werd voorgehouden
dat ze naar werkkampen werden gestuurd. Ze kregen
instructies
voor hun bagage en proviand, die die gedachte moest
versterken. Voor dat eerste transport werden 2000 mensen
opgeroepen, waarvan er 1120 daadwerkelijk verschenen. Hierna
volgden nog twee grote transporten van 800, respectievelijk
500 joden. Uiteindelijk zijn er via Loods 24 in 1942 ruim
5.000 joden afgevoerd naar de vernietigingskampen. In totaal
zijn er bijna 6800 joden uit Rotterdam gedeporteerd. Bij het
uitbreken van de oorlog woonden er circa 13.000 joden
in Rotterdam. Rotterdam was na Amsterdam en Den Haag de stad
met de meeste joden. Hiervan waren ongeveer 1000 joodse
vluchtelingen uit Duitsland. Zij moesten in september 1940
de stad al verlaten. Nog eens 1000 joden vertrok uit eigener
beweging. Van de resterende groep werden er ruim 8300 door
de Duitsers als "Volljuden" gezien. De rest was half- of
kwartjood. De vervolging richtte zich in eerste instantie op
de "Volljuden", met uitzondering van de ongeveer 1000 van
hen die een niet-joodse partner hadden. Dat betekent dus dat
van de ruim 7300 voor deportatie in aanmerking komende joden
er ruim 93% daadwerkelijk op transport is gezet. Van hen
kwamen er 6300 of wel 92% om het leven. Slechts 500 keerden
levend uit de verschrikkingen van de kampen
terug.
Voorafgaand aan de deportaties, waren door
een aaneenschakeling aan maatregelen de joden al uit het
openbare leven geïsoleerd. Openbare ruimtes (horeca,
bioscopen, parken, straten, markten) werden verboden
terrein, ambtenaren verloren hun baan, scholieren moesten
naar aparte scholen enz. enz. De achtergelaten bezittingen
van de joden gingen naar Duitsers en NSB'ers. Huisraad en
kleding werd naar gebombardeerde steden in Duitsland
gestuurd. Het opsporen van joden die niet voor transport
kwamen opdagen werd door de Sicherheitspolizei
gedaan. Zij werd daarbij geassisteerd door de
gemeentepolitie, met name door de speciaal voor dit doel
opgerichte Groep 10, die hierbij erg ijverig te werk
ging.
Op initiatief van het Comité Loods 24 is
de locatie van de loods onbebouwd gebleven en zijn straten
in de omgeving vernoemd naar mensen die zich hebben ingezet
tegen de jodenvervolging. Jaarlijks vind hier een
herdenking plaats.
We lopen onder het Poortgebouw door de
Stieltjesstraat vervolgend tot de Koninginnebrug
Op 4 mei bereikt Veldmaarschalk
Montgommery op de Lüneburgerheide in Noord-Duitsland een
overeenkomst met de Duitse legerleiding over een
onvoorwaardelijke overgave van alle Duitse troepen in
Noord-West Europa, inclusief Nederland met ingang van 8.00
de volgende
dag.. Dit nieuws leidde die avond tot grote vreugde in
Rotterdam en op Zuid ging het feestgedruis tot in de nacht
door. De Duitse legerleiding gaf echter aan haar
commandanten slechts een bevel tot wapenstilstand door -
niet tot overgave. Generaal Blaskowitz, bevelhebber in
West-Nederland hield zich hier strikt aan. De troepen bleven
op hun post, legden de wapens niet neer en gaven zich
vooralsnog niet over. Dit leidde tot diverse
schietincidenten tussen patrouillerende Duitse militairen en
feestende burgers en leden van de Binnenlandse
Strijdkrachten. Deze verzetsorganisatie onder leiding van
Prins Bernhard had tot taak de orde te bewaren na een Duitse
capitulatie en voor het binnentrekken van de geallieerde
troepen. Veel leden van de BS kwamen voort uit de Ordedienst
(OD), een groep die zich tijdens de bezetting niet had
beziggehouden met gewapend verzet, maar het moment van de
bevrijding had afgewacht op dan op te treden. Toen de
leiding van de BS laat op 4 mei vernam dat een echte
capitulatie nog even op zich zou laten wachten, liet zij de
opdracht uitgaan dat alle BS'ers nog binnen moesten blijven
en nadere orders moesten afwachten. Nog voor dat die
opdracht Rotterdam Zuid had bereikt was een ploeg BS'ers op
weg gegaan naar de Koninginnebrug om de controle
hiervan te veroveren op de Duitsers. De brug was van
springlading voorzien voor het geval de brug tegen
oprukkende Canadezen zou moeten worden verdedigd. Wat de
BS'ers niet wisten, was dat leden van de Landelijke
Knokploegen (LKP) geheime afspraken hadden gemaakt met drie
Oostenrijkse Wehrmacht soldaten, dat zij de springlading
zouden onklaar maken in ruil voor een vrijgeleide na de
bevrijding. De BS'ers zetten nogal onbezonnen de aanval in.
De Oostenrijkers dachten dat het de hun bekende LKP'ers
waren en traden het tegemoet met "Nicht Schießen!". Ze
werden toch doodgeschoten. De Duitse bewaking zette de
tegenaanval in, waarbij enkele doden vielen. De BS'ers
sloegen op de vlucht of gaven zich over. De lokale
commandant van de BS werd uit zijn functie gezet en de
reputatie van de BS op Zuid liep een flinke deuk op en stond
te kijk als ongeregeld zooitje.
Overigens zou het nog een tijd onrustig
blijven op Rotterdam-Zuid. In de periode dat de Duitsers
zich na de capitulatie op 5 mei begonnen terug te trekken,
waren de Canadese bevrijdingstroepen nog niet gearriveerd en
hadden de BS (zeker na het debacle bij de brug) de
ordehandhaving nog niet helemaal ter hand genomen. De
bevolking sloeg aan het plunderen. Ook waren er
lynchpartijen met vrouwen die zich met Duitse soldaten
hadden ingelaten ("moffenmeiden"). Hier en daar traden de
Duitsers op, dan weer herstelden BS'ers de orde.
We steken de brug over.
Op Prins Hendrikkade 66b op de
hoek met de Van der Takstraat was tot maart 1940 een melksalon
gevestigd. Dat was in die tijd een soort alcoholvrije
tegenhanger van de kroeg. Hier werd op 14 mei 1940 de
Nederlandse kapitein Backer in de
leegstaande zaak ontvangen door de Duitse
Wehrmachtcommandant Schmidt, die de leiding voerde over de
inname van Rotterdam. Na vijf dagen strijd was de verovering
van Rotterdam in een impasse terechtgekomen. De positie van
het Nederlandse leger was tamelijk uitzichtloos. Schmidt
bereidde een definitieve aanval voor, maar deed eerst een
poging de Nederlandse bevelhebber kolonel Scharroo, die aan
de Statenweg zijn commandocentrum had, tot een overgave te
bewegen, om de stad te sparen en de doortocht te
bespoedigen. Daartoe zond hij een paar boodschappers naar
Scharroo met een ultimatum. Hij dreigde met "de scherpste
maatregelen van vernieling" als de Nederlanders zich niet
zouden overgeven. Het ultimatum liep om 12.30 af. Scharroo
wees het van de hand met het argument dat het ultimatum niet
ondertekend was en de rang van Schmidt ontbrak. Bovendien
wilde hij de capitulatievoorwaarden weten. Scharroo
probeerde zo tijd te rekken om zo op versterkingen te kunnen
wachten. Met die boodschap stuurde hij Backer naar het
Noorderleiland, waar hij Schmidt hier om 12.15 uur in de
verlaten melksalon ontmoette. Intussen waren de vliegtuigen
die Rotterdam, om het ultimatum kracht bij te zetten, zouden
moeten bombarderen al om 12.00 uur opgestegen vanuit
Duitsland. Het bombardement was om 13.20 uur voorzien.
Schmidt vroeg per telegram om het bombardement, vanwege de
lopende onderhandelingen uit te stellen, maar dat kon niet
meer. Alleen met rode lichtkogels kon hij de vliegtuigen nog
laten afzwenken. Schmidt was geïrriteerd door het
formalistische Nederlandse antwoord op zijn ultimatum.
Gezeten op een kist, herhaalde hij op de achterkant van
Scharroo's briefje zijn eis tot capitulatie en verschoof het
ultimatum tot 18.00 uur. Het was inmiddels 13.15 uur.
Bij het verlaten van de voormalige Melksalon om 13.20 uur
hoorde Backer, begeleid door Oberstleutnant Von Choltitz, de
vliegtuigen al aankomen. Schmidt liet de rode lichtkogels
afvuren, waarbij hij uitriep "Um Gotteswillen, das gibt eine
Katastrophe!" En maakte zich uit de voeten. Backer sloeg het
aanbod van Von Choltitz, om het bombardement op Zuid af te
wachten, af en ging met witte vlag de Willemsbrug over. Op
dat moment, om 13.27 uur vielen de eerste bommen.
We lopen de Van der Tackstraat
in.
We zijn nu op het Noordereiland.
Nadat de Duitsers op 10 mei Nederland hadden aangevallen,
namen zij al op de eerste dag het - deels militaire -
vliegveld bij de Waalhaven met luchtlandingstroepen in
bezit. Van daaruit rukten zijn op naar het Noordereiland dat
ze innamen. De bewoners van het eiland zaten daarmee als
ratten in de val. De Nederlanders beschoten vanaf de
noordoever de Duitse stellingen op het eiland. De Duitse
commandant ter plaatse Von Choltitz verbood de bewoners het
eiland te verlaten. De bevolking diende zo als schild voor
de Duitsers. Omdat de bevoorrading voor de bevolking door de
gevechten stagneerde werd de situatie nogal penibel. Dit
leidde tot de plundering van een winkel, waarna de Duitsers
wat brood uitdeelden. De angst onder de mensen was
groot. De Duitsers stuurden er op aan, dat een
kapelaan en een protestantse bewoner de Willemsbrug zouden
oversteken om, omwille van het lot van de bevolking, de
strijd te staken. In de middag van 13 mei maakten ze de
tocht naar de Statenweg. Scharroo weigerde de delegatie te
ontvangen, die dus onverrichter zake terugkeerde. Pas op de
ochtend van 14 mei stond Von Choltitz een beperkte evacuatie
toe. Mannen tussen 16 en 60 jaar moesten blijven.
We lopen de Van der Tackstraat uit tot
het voormalige Zuidelijke bruggenhoofd van de oude
Willemsbrug.
Tegelijkertijd met de landingen op
Vliegveld Waalhaven ,
landden er, tot verbijstering van de Rotterdammers, op de
vroege ochtend van 10 mei 1940 een 12 kleine vliegboten op
de Nieuwe Maas. Hierin zitten 120 Duitse soldaten. Zij
hebben rubberbootjes bij zich die ze opblazen en te water
laten, zowel hier als op de Boompjes aan de overkant. Op de
noordoever bezetten ze het Maasstation (waar nu zwembad
Tropicana staat) en de Boompjeskade. Een politieagent, die
op de Maaskade komt aanfietsen roept de soldaten toe: "Mijne
heren, U moet hier verdwijnen". Toen de Duitse soldaten geen
reactie gaven, trok hij zijn dienstwapen. Hij werd meteen
door de Duitse soldaten doodgeschoten. Zijn lichaam bleef
nog drie dagen liggen, tot het door de Duitsers in de Nieuwe
Maas werd gegooid. De Duitsers namen vervolgens zonder veel
tegenstand de bruggenhoofden van de Willemsbrug en de
Willemspoorbrug in bezit en hezen de vlag met het
hakenkruis. Een groep Duitsers verschanst zich aan de
Noordzijde in het gebouw van de Nationale
Levensverzekeringsmaatschappij, daar waar nu het grote witte
kantoorgebouw Willemswerf staat (van de rederij Maersk).
We lopen naar rechts tot aan de nieuwe
Willemsbrug, gaan de trap op en steken de rivier via de
linkerzijde van de Willemsbrug over.
Aan de overzijde gaan we de trap af en
lopen naar het voormalige noordelijke Bruggehoofd van de
Willemsbrug.
Op het oude Bruggenhoofd is nu een
sportschool van Fitness First gevestigd. Het Bruggenhoofd
was de inzet van een felle strijd tussen de Duitse
invasietroepen en het Nederlandse leger. Met name de
Mariniers, die hun kazerne aan het Oostplein hadden hadden
een belangrijke rol hierbij. Op 13 mei was een Duitse
pantserdivisie onderweg naar Rotterdam om een doorbraak over
de Willemsbrug te forceren. Als dat zou lukken was inname
van de vesting Holland zo goed als zeker. Daarom deed het
Nederlandse leger op die dag nog een ultieme poging om het
noordelijke bruggenhoofd te heroveren en springladingen er
op aan te brengen. Dat was voorafgaand aan de invasie niet
gedaan, omdat men bang was voortijdige ontploffingen.
Heroveren van de brug zelf was geen optie meer. Rond 3 uur
's ochtends zetten twee marinierscompagnieën van weerszijden
een aanval in op het bruggenhoofd en het kantoor van de
Nationale, waar Duitsers zaten. De aanval was slecht
voorbereid en gecoördineerd. Bij de actie die bijna lukte
kwamen minstens zes mariniers om en vielen vele gewonden.
Net toen de mariniers zich terugtrokken, stonden de Duitsers
in de Nationale op het punt zich over te geven. De aanval
van de mariniers kreeg later in de overleving mythische
proporties. Desalniettemin, was het een zeer dappere poging
om tegen een grote overmacht in een bijna onmogelijke
opdracht te vervullen. Hoewel de situatie uitzichtloos leek
kregen de troepen in Rotterdam toch de opdracht stand te
houden. De Duitsers aan de andere kant wilden haast maken
met de inname van de vesting Holland, voordat Britse en
Franse troepen de Nederlanders te hulp zouden kunnen komen.
Dit leidde tot de onderhandelingen over een capitulatie en
uiteindelijk het bombardement en de verwoesting van de stad.
We lopen iets terug gaan linksom het
viaduct onder door en steken bij de stoplichten over. We
lopen over Jan Kuitenbrug richting Oude Haven.
Links zien we het Witte Huis uit 1899,
ooit het hoogste gebouw van Europa. Daarnaast de
Wijnhavenpanden, die ook de oorlog overleefden
en na de bouw van de spoortunnel in 1992 na 10 jaar opslag
weer zijn terug gezet. Het Witte Huis heeft tijdens de
schermutselingen rond de Willemsbrug wat schade opgelopen.
Dit is in de gevel nog te zien. De rest van de
omgeving raakte door het bombardement van 14 mei zwaar
beschadigd of werd totaal vernietigd.
Het bombardement werd uitgevoerd door 90
Heinkel bommenwerpers die 97 ton aan zeer explosieve
brisantbommen aan boord hadden. Een deel (54 toestellen)
vloog van oost naar west. De rest van zuid naar noord. De
groep uit het
zuiden zag de rode lichtkogels en kon de aanval afbreken. De
andere groep zag de kogels niet - althans dat was het
verhaal - vanwege de rookontwikkeling van de brandende
Statendam aan de Wilhelminakade. Het bombardement duurde van
13.27 tot 13.40, al met al dus maar
13 minuten. Het bombardement koste ca. 850 mensen het leven.
Een oppervlak van 258 ha. werd verwoest, niet alleen door de
bommen zelf, maar vooral ook door de branden die er door
ontstonden. Ca. 79.600 mensen werden dakloos en de oude
binnenstad ging voorgoed verloren. Het blussen van de
branden kwam niet goed op gang, omdat een hoofdleiding van
de waterleiding aan de Honingerdijk was getroffen. Ook het
pompen van water uit havens, grachten en singels ging niet
goed, omdat het centrale brandslangenmagazijn was afgebrand.
Veel slangen werden ook nog eens kapotgereden door
binnentrekkende Duitse tanks. De branden zogen lucht aan,
waardoor er een wind op stak die de brand nog verder deed
oplaaien. Brandweerkorpsen uit heel West-Nederland kwamen
assisteren bij het blussen. Pas op 16 mei waren de meeste
brandhaarden onder controle. Het nablussen nam nog maanden
in beslag. De laatste brandhaard aan de Leuvehaven doofde
pas in augustus.
We lopen langs het Witte Huis, over de
Gelderse kade tot de Blaak. We gaan linksaf tot de
verkeerslichten en steken dan rechtsaf de Blaak over.
Vervolgens rechtdoor over de trambaan.

<4>
NS Station Rotterdam Blaak
Metro station Blaak
Tramhalte
lijn
21
|