Op pad in Rotterdam


De geschiedenis van Rotterdam in vogelvlucht

 

Het begin (tot 1360)

Al rond 900 werd het gebied rond de monding van de Rotte bewoond. Rond het jaar 1000 wordt voor het eerst melding gemaakt van de parochie Rotta. Het gebied maakte deel uit van het graafschap Holland, dat op zijn beurt weer deel uitmaakte van het Roomse Duitse Rijk. De graaf van Holland had gebieden weer in beheer gegeven aan ambachtsheren, die lokaal het gezag uitoefenden. Deze ambachtsheerlijkheden werden erfelijk. Ten westen van de Rotte hadden de heren van Bokel hun ambachtsheerlijkheid ten oosten was dat de familie Van Voorschoten. Andere ambachten in de omgeving waren Cralinghen, Mathenesse en Spangen. Deze edelen hadden elk hun eigen waterwering opgeworpen ter bescherming tegen het water. Graaf Floris V (1256-96) beviel de heren hun dijken aan elkaar aan te sluiten zodat er een zeedijk zou ontstaan die het gehele achterland ging beschermen. Deze dijk sneed de Rotte van de Maas af. Er werd een spuisluis aangelegd. Dit deel van de zeedijk heette Middendam (waar nu de Hoogstraat ligt). Rond deze dam in de Rotte ontstond Rotterdam. In de loop der tijd verwierven de bewoners rond de Middendam een aantal privileges van de graven van Holland. In 1340 verleende graaf Willem IV stadsrechten aan de gebieden ten westen en ten oosten van de Rotte. Bovendien mocht Rottedam een aftakking van de Schie graven (Rotterdamse Schie) om zo een verbinding met het Hollandse achterland (Delft, Haarlem) te krijgen. In 1358 mocht Rotterdam een stadsmuur bouwen.

 

Hoeken en Kabeljauwen (1345 - 1490)

Na de dood van graaf Willem IV breekt er een machtsstrijd uit tussen diens zuster Margaretha en haar zoon Willem V. In deze strijd - de Hoekse en Kabeljauwse twisten genoemd - kiezen edelen en steden partij (hoewel de partijen voortdurend wisselen) op basis van onderlinge vetes en geschillen. Na het overlijden van Willem VI in 1417 ging de strijd om de rechten van Jacoba van Beieren op de opvolging. Daarna stond centraal of men vóór Bourgondië (Kabeljauws) of tegen Bourgondië (Hoeks) was. Rotterdam probeerde in die tijd zoveel mogelijk buiten het strijdgewoel te blijven en zich een betere positie te verwerven ten opzichte van haar concurrenten. De Rotterdamse economie draait in die tijd voornamelijk op de haringvangst en de overslag van goederen langs de Rotte en de Schie. Rond 1490 komt Rotterdam toch in het centrum van de strijd te liggen als Jonker Frans van Brederode de stad kiest als uitvalsbasis voor zijn Hoekse legertje. Jonker Frans wordt door de Bourgondiërs verslagen en daarmee komt een eind aan de partijstrijd.

 

Tachtigjarige Oorlog (1568-1648)

Rotterdam komt redelijk goed uit de twisten te voorschijn. Het lukt Rotterdam om het stapelrecht van Dordrecht (een handelsmonopolie) Laurenkerk, Abram Storck, 1676; Hist. Museum Rotterdam ongedaan te maken. Rotterdam ontwikkelt zich als koopstad, waar kooplieden voor eigen rekening goederen per schip importeren, opslaan  en vervolgens op een geschikt moment op de lokale, regionale of buitenlandse markt brengen. In 1572 raakt Rotterdam betrokken in de Tachtigjarige oorlog. In dat jaar veroveren de Watergeuzen Den Briel. Spaanse troepen onder Boussu worden verjaagd. De Watergeuzen maken gebruik van het vacuüm en nemen Delfshaven in en rukken op naar Rotterdam. De stad slaat de aanval af, maar een paar dagen later staan de Spanjaarden van Boussu voor de poort. In de stad is onenigheid over het in te nemen standpunt. Men besluit slechts een klein aantal Spanjaarden toe te laten. Door een misverstand draait dit op een bloedbad uit. De Spanjaarden heroRotterdam 1570-1700veren vanuit Rotterdam Delfshaven. Dan worden de troepen teruggetrokken naar de Zuidelijke Nederlanden om een inval van Lodewijk van Nassau te bestrijden. De pro-Spaanse bestuurders van de stad vertrekken met de Spaanse troepen. Vanaf dat moment kiest Rotterdam voor de opstand. De gebeurtenissen van 1572 en ook die van een aantal jaren later tijdens het beleg van Leiden, drukken de stad op het feit dat ze beter beschermd moet worden. Onder leiding van haar pensionaris Van Oldenbarneveldt wordt de stad uitgebreid met nieuwe havens en verdedigingswerken.

Economisch is de tijd die nu aanbreekt er een van grote groei en voorspoed. De handel en scheepvaart maken en bloeiperiode door. Met name de handel met Engeland, Frankrijk, Amerika en zelfs met Spanje bloeien op. De ligging van de stad is gunstig, maar ook de politieke omstandigheden spelen Rotterdam in de kaart. Delft houdt haar havenplaats Delfshaven kort uit korte termijnbelang, Schiedam is te spaarzaam om haar haven uit te breiden en Amsterdam en Antwerpen zijn geblokkeerd. Als Amsterdam voor de opstand tegen Spanje kiest verdwijnt weer veel handel naar Amsterdam. De vestiging te Rotterdam van de admiraliteit van de Maze (1586), van een Kamer van de Oost-Indische (1602) en een van de West-Indische Compagnie (1621), alsmede die van de Merchant Adventurers (1635) waren blijken van toenemende handelsbloei. Ook cultureel maakt Rotterdam een bloeitijd door. Aangetrokken door een tolerant bestuurlijk klimaat trekt de stad wetenschappers en filosofen uit diverse landen aan, die vanuit Rotterdam publiceren. Bekendste onder hen in is de Franse protestant Pierre Bayle (1647-1706), die in 1681 hoogleraar wordt aan de Illustre School van Rotterdam. Hij schrijft in Rotterdam zijn meesterwerk Dictionaire Historique et Critique, dat in Europa qua opzet veel navolging kreeg.  In die tijd verkeren ook Engelse filsofen als John Locke en Shaftesbury in Rotterdam. Locke schreef in Rotterdam in 1686 An Essay concerning Human Understanding. Locke's ideeën waren later inspiratie voor de opstellers van de Amerikaanse Grondwet. Onder redactie van de Vlaamse protestant Pieter Rabus wordt het eerste wetenschappelijke tijdschrift in de Nederlandse taal uitgegeven, de Boekzaal van Europa. In het kielzog van de groeiende intelligentsia beleefde ook het drukkers en uitgeversgilde een gouden tijd in de 17e eeuw. Door de gunstige ligging van Rotterdam op tal van handelsroutes lieten buitenlandse schrijvers hier hun werken drukken en verspreiden en wisten Rotterdamse en Nederlandse schrijvers een internationaal publiek te bereiken.

18e eeuwDelftse Poort en Laurenskerk, 19e eeuw

De 18e eeuw is voor de hele republiek een tijdperk van stagnatie en achteruitgang. Het land wordt overvleugeld door Engeland in de internationale politiek en handel. Ook de groei van Rotterdam stagneert. In de 18e eeuw wordt de binnenstad verder volgebouwd en verfraaid. Rotterdam verfraait de oude stadspoorten en bouwt nieuwe zoals de Delftse Poort. Er ontstaat wat industrie (suiker, koffie, tabak, jenever). De bewoning blijft binnen de stadsmuren (vesten) waar de bevolkingsdichtheid extreme vormen aanneemt, maar buiten de stad richtten welgestelden in de nabij gelegen polders buitenverblijven (lusthoven) in. Ook werden industrieën die in de stad zelf als niet langer wenselijk werden beschouwd naar de polders buiten de stad verhuisd. Dit was mogelijk omdat Rotterdam na de opstand de jurisdictie in de ambachten rondom had verworven. De Franse tijd leidt een periode van vergaande stagnatie in.

 

Onstuimige groei (1850-1940)

Na het vertrek Steiger 18e eeuw van de Fransen komt Rotterdam weer vrij snel tot groei. In het Ruhrgebied komt de industrialisatie goed op gang en Rotterdam weet zich goed gelegen voor de opkomende handel tussen dit gebied en de markten in Engeland en Amerika. Andersom leent Rotterdam zich ook uitstekend voor de export van Duitse steenkolen. Ook de exploratie van Afrika brengt nieuwe handel. In deze periode wordt de binnenstad gesaneerd (waterleiding, riolering, afwatering) en breidt de stad haar havencapaciteit enorm uit. De aard van de handel en de havenactiviteiten verandert ingrijpend. Van de koopstad met zijn kooplieden en stapelhandel verschuift het accent nadrukkelijk naar de transitohandel, waarbij goederen zo snel mogelijk worden doorgevoerd naar de eindbestemming. De koopman verdwijnt en het overslag bedrijf doet zijn intrede. De werkgelegenheid trekt arbeiders uit met name het Hollandse platteland en steden, maar ook uit Brabant en Zeeland aan. Naast immigratie speelt vanaf het eind van de 19e eeuw, door de sterk dalende zuigelingensterfte, ook de natuurlijke bevolkingsaanwas een steeds belangrijker rol in de bevolkingsgroei. Om die groeiende bevolking te kunnen herbergen, gaat Rotterdam buiten de stadsdriehoek bouwen. Eerst verrijst Cool, vervolgens het Oude Westen en het Nieuwe Westen. In 1886 wordt Delfshaven geannexeerd, in 1895 volgt Kralingen. Zeer belangrijk voor de ontwikkeling van Rotterdam als havenstad is de aanleg van de Nieuwe Waterweg in 1863. Het bouwen gaat door op het eiland Feijenoord. Hier worden een aantal havens aangelegd en nieuwe woonwijken gebouwd, nadat in 1878 de Maasbruggen zijn aangelegd. In deze periode komen ook de spoorwegen naar Rotterdam. Eerst de aansluiting op de Hollandse Spoorweg naar Amsterdam via Den Haag. Later ook het Rijnspoor naar Gouda en Utrecht en tenslotte het doortrekken van de spoorlijn naar het zuiden via het spoorwegviaduct en de spoorbruggen over de Nieuwe Maas. In deze ontwikkeling speelt de  zakenman en politicus Lodewijk Pincoffs een stuwende rol, samen met zijn zakenvriend en bankier Marten Mees. In 1879 wordt hij echter als fraudeur ontmaskerd enMaasbruggen vlucht hij naar Amerika. De gemeente zet de ontwikkeling zelf voort onder leiding van stadsbouwmeester G.J. de Jongh. Waren de uitbreiding onder leiding van Pincoffs nog een moderne voortzetting van de koopstad traditie; de Jongh had meer oog voor de behoeften en het belang van de transitohandel. Havens onder zijn bewind aangelegd waren veel groter en leenden zich veel beter voor overslag van bulkgoederen.  In deze periode streeft Rotterdam, Amsterdam als havenstad voorbij. De eerste wereldoorlog bracht stagnatie met zich mee, die pas rond 1926 was overwonnen. Daarna kwam de wereldwijde economische recessie van 1929, die ook Rotterdam niet onberoerd liet. De effecten van de 1e wereldoorlog en de economische crisis in de jaren dertig brachten pijnlijk aan het licht hoe kwetsbaar de Rotterdamse economie was. De bedrijvigheid was zeer eenzijdig en bovendien zeer afhankelijk van de ontwikkelingen in het Duitse achterland. 

 

Tweede Wereldoorlog en Wederopbouw (1940-1975)

Er is geen enkele gebeurtenis in de Rotterdamse geschiedenis te noemen die diepere sporen heeft nagelaten in de Hofplein in 1945Rotterdamse samenleving en stadsontwikkeling dan de inval van Duitsland in mei 1940. Op 14 mei 1940 werd de binnenstad en de 17e eeuwse haven volledig vernietigd. Ook delen van Kralingen, Crooswijk en het Noordereiland moesten het ontgelden. ± 900 mensen kwamen om duizenden werden dakloos. Ook later in de oorlog had de stad te leiden van bombardementen, ditmaal van geallieerde zijde (o.a. oktober '41 en maart '43). Vijf jaar van onderdrukking en vervolging volgden. In 1945 vernielden en roofden de Duitse troepen wat er nog over was van de haveninstallaties. Al in 1941 kwam Witteveen, directeur gemeentewerken, met een wederopbouwplan. Op dit plan kwam veel kritiek. Het plan wordt aangepast door Van Traa tot een Basisplan en in 1946 aanvaard. De plannen voor de wederopbouw waren op zich niet nieuw. Zij waren al ver voor de oorlog gemaakt als oplossing voor de toenemende verkeersproblemen in de dichtbebouwde binnenstad. Met name door geldgebrek gedurende de crisisjaren en de vergaande consequenties van sommige van de plannen gingen veel plannen niet door. Desondanks werden ook voor de oorlog de nodige gebouwen gesloopt en nieuwe doorgaande straten aangelegd.  In 1946 werd echter het oorspronkelijke stratenplan  verlaten en het centrum wordt ontsloten door brede verkeerswegen. Er wordt dan gedacht in stedelijke functies die gegroepeerd worden: winkels, banken, woningen, groen. Vooral de architecten van het Nieuwe Bouwen krijgen veel ruimte bij het invullen van de wederopbouw. In het centrum verdwijnt 50% van de woningcapaciteit. Nieuwe wijken worden gebouwd op Zuid (Pendrecht, Zuidwijk, Lombardijen), Hoogvliet en Alexander (Lage Land, Ommoord).

Al voor de oorlog was de stad zich gaan beraden op mogelijkheden om de eenzijdige afhankelijkheid van de haven en de economische ontwikkelingen in Duitsland te verminderen. Gekeken werd naar industrialisatie. Pas na 1950 lukte dat met name in de petrochemische industrie. De haven breidt zich dan uit in westelijke richting. Achtereenvolgens wordt het Waalhavengebied, Pernis, de Botlek, Europoort en het Maasvlaktegebied in gebruik genomen. Grotere en diepere havens worden aangelegd en de (petro)chemische industrie neemt een grote vlucht. In de transportsector krijgt de containeroverslag een steeds  meer de overhand in de haven.

 

Recent verleden en heden

Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig is het Basisplan al enige tijd voltooid. Er is een nieuwe stad gebouwd, maar de stricte functiescheiding en het rigide Nieuwe Bouwen hebben een wat kille en stille binnenstad opgeleverd. De open plekken die resten worden steeds meer ingevuld met verrassende, maar veelal kleinschalige woningbouwprojecten. In de oude wijken wordt de stadsvernieuwing ter hand genomen. In de late jaren 80 en jaren 90, komen grootschallige projecten meer in zwang en wordt de werderopbouw afgerond met veel hoogbouw, die de stad een wereldstad-uiterlijk geven. De meest recente projecten zijn de Erasmusbrug en de Kop van Zuid. Deze periode wordt ook gekenmerkt door een massale trek van Rotterdammers uit de oudere wijken naar Rotterdamse nieuwbouwwijken, maar vooral ook naar de randgemeenten zoals, Capelle a/d IJssel, Spijkenisse, Ridderkerk, Barendrecht en Hellevoetsluis, die een snelle groei doormaken. De plaats van deze (ex-)Rotterdammers wordt ingenomen door nieuwkomers.

De explosieve economische groei tussen 1965 en 1973 veroorzaakt een grote behoefte aan arbeidskrachten. Dit luidt een eerste immigratiegolf in van arbeiders uit het middellandse zeegebied, met name Marokko en Turkije. Rond 1975 komen ook een aanzienlijk aantal migranten uit Suriname naar Nederland en ook naar Rotterdam. De hernieuwde welvaart van de negentiger jaren geeft weer aanleiding tot nog meer immigratie uit arme landen. Inmiddels is al 40% van de Rotterdamse bevolking van allochtone afkomst. Dit heeft naast de nodige problemen met integratie (of gebrek daaraan) ook een cosmopolitisch stadsbeeld opgeleverd, met een grote verscheidenheiWestersingeld op cultureel, culinair en religieus gebied.

Rotterdams wereldlijke karakter en bereikbaarheid krijgen ook een keerzijde. Door de grote verschillen in drugsbeleid tussen Nederland en de omringende landen wordt Rotterdam een populaire bestemming voor met name Franse en Belgische drugstoeristen. Dit "toerisme" concentreert zich met name in oude wijken met een zwakke sociale structuur. Na stevige actie van politie en gemeente is dit probleem teruggedrongen.

Op cultureel gebied worden ook vorderingen gemaakt. Rotterdam krijgt een aantal toonaangevende culturele evenementen binnen haar grenzen (filmfestival, poetry international, zomercarnaval, Rotterdam Unlimited, , North Sea Jazz, Gergiev Festival) en bouwt nieuwe culturele voorzieningen (Schouwburg, Kunsthal, Nederlands Architectuurinstituut, museum Boijmans-Van Beuningen, Nederlands Foto Museum). Het Rotterdams  Philharmonisch Orkest onder leiding van achtereenvolgens de Rus Valery Gergiev en de Canadees Yannick Nezet-Séguin heeft een internationale reputatie en ook de Rotterdamse moderne dansgezelschappen Scapino en Conny Janssen Danst tellen nationaal en internationaal mee.  

 In 2001 was Rotterdam Europese Culturele Hoofdstad. Rotterdam heeft ook zijn traditie van bakermat voor populaire cultuur weer opgepakt. Dit uit zich met name in de landelijk vermaarde dans- en clubcultuur (o.a. Maassilo, off-Corso, Hollywood) en tot 2009 de jaarlijkse Fast Forward Dance Parade. Daarnaast kent Rotterdam ook een aantal bekende poppodia als Ahoy' en Rotown. Ook sportief staat Rotterdam op de wereldkaart: de Rotterdamse Marathon is belangrijke en één van de  snelste marathons ter wereld. In 2010 had de Tour de France haar "Grand Depart" in Rotteram. Plannen zijn in voorbereiding voor een vernieuwd Feyenoordstadion. Met de voetbalclub Feyenoord gaat het na een zware periode met grote schulden inmiddels weer beter. NIeuw geld van sponsors ("Vrienden van Feyenoord") en zuinigheid helpen de traditierijke club (1908), die weer in de top van de  eredivisie meedoet, er bovenop.  Feyenoord wordt in 2017 na 18 jaar weer landskampioen en wint in 2016 en 2018 de KNVB-beker. Rotterdam telt nog twee profclubs, die echter niet altijd op het hoogste niveau acteren: Excelsior (1902) degradeert na vijf seizoenen eredivisie in 2019 en de oudste profclub van Nederland Sparta (1888) promoveert juist weer in dat jaar. Naast voetbal excelleert Rotterdam bijvoorbeeld ook in Hockey (HC Rotterdam) en Honkbal (Neptunus).  

In 2002 krijgen reeds langer sluimerende gevoelens van onvrede onder de bevolking over integratie van allochtonen, criminaliteit en de gesloten bestuurscultuur een politieke dimensie als de Rotterdamse voormalig wetenschapper, columnist en organisatieadviseur Pim Fortuyn zich als spreekbuis hiervoor opwerpt. Binnen korte tijd krijgt hij in de aanloop naar gemeenteraadsverkiezingen, door zijn aansprekende, maar voor anderen omstreden optreden, een grote aanhang. Dit resulteert in 16 zetels in de gemeenteraad voor zijn Leefbaar Rotterdam partij. Zijn einddoel ligt echter in de landelijke politiek waarin hij met zijn Lijst Pim Fortuyn hoge ogen gooit voor de Tweede Kamerverkiezingen van mei 2002. Hij wordt echter op 6 mei 2002, 9 dagen voor de verkiezingen in Hilversum vermoord. Deze gebeurtenis brengt een grote schok te weeg onder de Rotterdamse en Nederlandse bevolking. Het Rotterdamse gemeentebestuur met wethouders van Leefbaar Rotterdam, CDA en VVD maakt onder leiding van Burgermeester Opstelten (VVD)  de veiligheid in de stad beleidsprioriteit nummer één.

In 2003 wordt een akkoord bereikt met de rijksoverheid over een Openbaar Vervoerterminal, ter vervanging van het Centraal Station. Het nieuwe station, halte op de Hoge Snelheids Lijn naar Brussel, Parijs en Londen, moet de aanjager worden voor de economische opleving en vernieuwing van het stationsgebied met als werknaam Central District. Op aandringen van het Rotterdamse college wordt op nationaal niveau de Rotterdam Wet aangenomen, die het gemeenten toestaat de toestroom van mensen met een te laag inkomen te stoppen naar wijken waar al een groot aandeel van de bevolking laagbetaald is.

In de loop van 2006 begint de economie weer behoorlijk aan te trekken. Bouwprojecten worden weer voortvarend opgepakt. Met name in het centrum worden veel (hoog)bouwprojecten gerealiseerd, zoals de Witte Keizer, Montevideo, Coopvaart, Wijnhaeve, Scheepmakerstoren, Red Apple, New Orleans en de Maastoren, het hoogste gebouw van het land. In 2008 gaat burgemeester Opstelten met pensioen en wordt Ahmet Aboutaleb (PvdA) voorgedragen als nieuwe burgemeester. Hij is de eerste burgemeester van Marokkaanse afkomst in Nederland en de eerste van een Europese grote stad.  

De economische en financiële crisis die in 2008 inzet laat ook Rotterdam niet onberoerd. De werkloosheid loopt op en de gemeente ziet zich genoodzaakt te snijden in de uitgaven. Toch worden er nog een aantal in het oog springende gebouwen gerealiseerd. Het nieuwe Centraal Station wordt in 2014 geopend na een bouwperiode van 8 jaar. In het zelfde jaar wordt ook het qua vloeroppervlak grootste gebouw opgeleverd, De Rotterdam. Een ontwerp van de wereldvermaarde, maar van oorsprong Rotterdamse architect Rem Koolhaas. Eind 2014 volgt de Markthal. Deze architectonische aanwinsten zijn voor de reisgids Rough Guides aanleiding om Rotterdam op de 8e plaats te zetten van de steden-top 10. De New York Times zet de stad op nr. 10 van de 52 Places to Go.